De jongen met een droom

Gepubliceerd op 1 juni 2025 om 14:26

Amsterdam begin jaren 70

Het is een typische frisse ochtend in Januari. Langzaam begint het licht te worden buiten en de ochtenddauw vormt zich boven het water. Traag varen ze richting het IJ in Amsterdam.

Na 14 lange dagen op de boot heeft Ewald inmiddels zeebenen gekregen.

Hij is druk bezig in zijn kleine hut om zijn spullen in te pakken. Met zijn kleine koffer is hij klaar om op het dek te gaan kijken hoe ze eindelijk aanmeren in Amsterdam.

Schip MS Oranje Nassau waarmee Ewald vanuit Paramaribo naar Amsterdam kwam

Het is koud en dat is nieuw voor Ewald. Hij heeft zijn warmste kleding meegenomen en zijn broer heeft een warme jas voor hem klaarliggen.

 

Langzaam licht de skyline van Amsterdam op. Ewald weet niet waar hij moet kijken.

Zoveel mensen, auto’s, fietsen en duiven… Geen zon, palmbomen of de typische geur van de tropen.

Dan schrikt hij zich een ongeluk als de kapitein van het schip Oranje-Nassau opeens besluit om Amsterdam te laten weten dat ze gaan aanmeren.

Hij laat de enorme scheepstoeter afgaan en alle passagiers beginnen te klappen en te juichen.

Ewald kijkt om zich heen en begint te klappen terwijl hij een grote trotse lach van oor tot oor op zijn gezicht heeft. Als hij lacht is het minuscule spleetje tussen zijn voortanden goed zichtbaar.

“We zijn er Roy, we zijn er!”

Schreeuwt hij tegen zijn mattie in al zijn enthousiasme.

 

Wankelend op zijn benen loopt hij via de loopbrug van het schip af.

Ewald en Roy hebben geen idee waar ze exact van Amsterdam zijn aangemeerd maar gelukkig heeft zijn broer Loetie Ewald duidelijke instructies gegeven.

 Ze komen aan in een gedeelte van Amsterdam genaamd KNSM-steiger.

Op hun gemak lopen ze richting het centraal station, mee met de menigte en vanaf daar moet Ewald goed opletten hoe ze verder moeten reizen.

Ewald haalt uit zijn broekzak een notitieblaadje dat al net even te vaak is gevouwen en die door het vocht van de zilte zee lucht bijna uit elkaar valt. Hier staat hun eindbestemming op namelijk Amsteldijk.

Ewald bij aankomst in Amsterdam

Loetie heeft zijn kleine broertje duidelijk uitgelegd dat ze tramlijn 4 moeten pakken. Uitstappen bij de halte Amsteldijk en daar zal hij hen opwachten.

 

Zoekend naar de trams die ze immers nog nooit in het echt hebben gezien lopen Ewald en Roy op het Centraal Station. Met wat kleine oogjes door een gepaste jetlag kijken ze hun donkerbruine ogen uit.

Alles is hier anders, de mensen, het ritme om hun heen, de gesprekken die gevoerd worden.

Dan ziet Roy in de verte lange gele voertuigen staan en Ewald bevestigd dat het trams zijn.

Dit is de richting die ze op moeten. Als ze dichterbij komen zien ze dat de trams genummerd zijn. Ewald haalt zijn vervallen briefje weer uit zijn zak en ziet lijn 4 daarop staan.

 

Ze lopen naar de juiste halte en groeten vriendelijk de conducteur. Die kijkt hen aan en groet vriendelijk terug. Ewald koopt met de 10 Nederlandse guldens die hij van zijn broer Loetie heeft gekregen 2 kaartjes voor hem en Roy. Hij ontvangt heel wat muntjes terug van de conducteur en hij neemt plaats naast zijn vriend die is gaan zitten bij het raam. De tram begint met rijden en ze kijken nieuwsgierig naar buiten. Plotseling schrikken ze op uit de bank wanneer de tram zijn belt luidt om mensen die op de trambaan lopen te waarschuwen.

Ze kijken elkaar aan en beginnen te grinniken. Het is een waar avontuur voor 2 jonge jongens uit de tropen die totaal geen idee hebben wat ze allemaal kunnen verwachten in Holland.

 

Na een stugge tram rit dat langer dan een half uur duurt horen ze conducteur eindelijk “Amsteldijk” omroepen. Ewald springt op. Hier had hij zijn briefje niet voor nodig, dit is hun stop.

Met nog halve zeebenen lopen ze het trappetje uit de tram af, ze wachten bij de halte op Ewald zijn broer die hen daar komt ophalen.

 

In de verte komt een donkere man aanlopen. Zijn kledingstijl is om door een ringetje te halen en zijn haardracht doet je denken aan de bekende Percey Sledge. Ewald ziet aan het loopje dat het Loetie is. Dichterbij wordt die gedachte bevestigd. Ze omhelzen elkaar innig en lopen richting hun nieuwe onderkomen.

 

Ze maken hun entree in een klein maar knus appartement. Eigenlijk is het niet toegestaan dat ze hier alle drie logeren maar het is maar voor tijdelijk. Ze moeten zich wel een beetje stilhouden en zich goed gedragen van Loetie. Dat is nog best een opgave voor 2 enthousiaste jongens van 17 jaar maar ze luisteren goed en niemand heeft door dat ze daar logeren.

Ewald links op de foto en zijn oudste broer "Loetie" rechts

Ewald links en zijn broer Loetie op de dam in Amsterdam

Het duurt niet lang voordat ze enigszins gewend raken aan het Nederlandse klimaat en de cultuur.

Zo relaxed zoals het in Paramaribo eraan toe gaat zo geregeld is alles hier in Amsterdam.

Ewald is erg ijverig om aan het werk te gaan en via zijn broer heeft hij dan ook al een baantje gevonden.

 

Het is Maandagochtend en Ewald gaat met zijn broer mee richting zijn werk in Amsterdam- Oost. Hij kijkt er enorm naar uit om te beginnen met werken.

Hij heeft de wens om zelfstandig te worden en zijn eigen geld te verdienen.

 

Ewald gaat niet op dezelfde afdeling als zijn broer werken maar dat deert hem niet.

Een lange Hollandse man komt hun richting aanlopen als ze in de personeelsruimte hun jas ophangen.

“Dag meneer Visser, ik heb mijn broer meegenomen. Die begint vandaag voor het eerst”

Zegt Loetie opgewekt.

 

“Nou dat is dan mooi! Loop maar met mij mee jongen. Wat is je naam?”

Vraagt meneer Visser aan Ewald.

 

“Ewald meneer” antwoordt hij verlegen.

 

Ze lopen door een grote kille loods waar allerlei werkzaamheden worden verricht.

Het zijn vooral bouwmaterialen die ze verpakken, snijden en klaarmaken voor andere bedrijven. Er werken allerlei soorten mensen, jonge buitenlandse jongens en Nederlandse mannen die toezicht houden of alles goed gaat.

 

Dan komen ze aan bij een grote machine. Een groot apparaat waar een enorme herrie uitkomt.

Meneer Visser kijkt Ewald aan en zegt “dit wordt jouw plek jongen”.

 

Ewald voelt zich trots als hij hoort dat hij het apparaat mag bedienen.

Hij moet platen snijden in de juiste afmeting. Het ziet er moeilijk uit maar het is een simpele klus. Hij luistert aandachtig naar de uitleg van Meneer Visser en na samen enkele platen te hebben gesneden is hij er klaar voor om de taak verder alleen op zich te nemen.

 

Meneer Visser wenst hem succes en deelt hem mee dat hij om 12 uur pauze mag houden.

Hij wijst Ewald op de grote klok in de werk hal en loopt weer weg richting de personeelsruimte.

 

Terwijl Ewald zijn taken deskundig probeert uit te voeren dagdroomt hij af en toe weg.

Hij kan nog niet echt geloven dat hij in Amsterdam is. Dit is zijn nieuwe leven, een nieuw leven dat nog helemaal open staat.

Het is inmiddels 12 uur en Ewald loopt op zijn gemak naar de personeelsruimte.

Zijn broer zit al aan tafel een kopje thee te drinken en hij schenkt er voor Ewald ook één in.

 

Uit een kluisje pakt Ewald zijn tas waar een trommeltje in zit. Er zit een bruine boterham met kaas in, daar is hij dol op. In Suriname is kaas een luxeproduct, die als je het niet snel genoeg opeet heel vies gaat ruiken of klef wordt. In Nederland smaakt de kaas anders, romig, smaakvol en allesbehalve klef. Hij geniet van zijn broodje en kopje thee.

Na 30 minuten staan ze op en gaan ze weer aan het werk.

De tijd vliegt voorbij en om 5 uur zitten ze samen weer in de tram richting huis.

Ewald is moe maar voelt zich voldaan. De tijd ging erg snel vandaag en hij kijkt uit naar zijn eerste salaris. Zo vliegen de eerste weken van zijn verblijf in Nederland voorbij.

 

Ewald zijn broer Loetie kan heel goed koken. Hij weet iedere avond een heerlijk Surinaamse maaltijd voor hen klaar te schotelen. Ewald is een magere verschijning maar hij kan eten als een soldaat. Na het eten gaat hij naar zijn kamer. Hij ploft neer op zijn bed en staart naar het plafond, zijn oogleden worden zwaar en langzaam sluit hij zijn ogen en valt in een diepe slaap.

De volgende dag wordt hij vroeg wakker en hij barst van de gezonde energie om weer aan de slag te gaan. De dagen strijken voorbij en die dagen worden maanden.

 

In de vroege ochtenden fietst Ewald door de smalle straten van Amsterdam Oost, op weg naar zijn werk waar hij dag in, dag uit hetzelfde simpele werk deed: platen in een machine leggen. Het is geen zwaar werk, geen moeilijke berekeningen of ingewikkelde handelingen—gewoon platen tillen, schuiven en weer doorgaan. Niemand vraagt zich af wat er in die platen zat. Waarom zou je?

 

De fabriekshal is stoffig, maar dat hoort erbij. Bij elke beweging dwarrelt een fijne mist op, grijze vezels die in het licht van de tl-buizen dansen. Het blijft aan zijn handen plakken, kruipt in de plooien van zijn overall en nestelt zich in zijn haar. Soms lijkt het wel of hij het kan proeven. Maar niemand maakt zich er druk om. Asbest is een wondermateriaal, wordt gezegd. Brandwerend, sterk en goedkoop—perfect voor de groeiende stad.

 

In de pauzes zat Ewald met zijn collega’s op een omgekeerde krattenstapel, een boterham in de ene hand, een kop koffie in de andere. Ze praatten over voetbal en muziek. Soms slaat een van hen met een lachend gezicht een hand op zijn overall om het stof los te kloppen. "Anders nemen we het nog mee naar huis," grapte iemand. Niemand denkt eraan dat ze het allang meenemen. Dat het zich iedere dag in hun longen nestelt, in hun kleren, in de lucht die ze ademden.

 

Amsterdam groeit begin jaren 70 hard. Bouwvakkers zetten nieuwe flats neer met asbestplaten alsof het bakstenen zijn. Kinderen rennen langs open bouwplaatsen, soms met een stukje asbest in de hand, onwetend van het gevaar. In de huizen wordt asbest verwerkt in de daken, in de muren, in de leidingen. Het zit overal. En bijna niemand weet wat het kan doen.

 

Pas jaren later, als de eerste berichten in de kranten verschijnen over oud-werknemers die ziek worden, komt het besef. Maar dan is het voor velen al te laat.

 

Ewald gaat naar huis, omhelst zijn geliefden, ademt onbezorgd in en uit.

Zijn leven gaat door en er komt een uitdaging op zijn pad. Hij maakt nieuwe herinneringen. Hij voelt zich sterk en gezond. Er is niets aan de hand.

Wat hij niet weet—wat niemand weet—is dat het kwaad al in hem zat.

Dat de vezels zich stilletjes in zijn longvlies hebben vastgeklampt, als sluimerende tijdcapsules. Jaren, decennia, blijven ze onaangeroerd, onzichtbaar en onmerkbaar.

Ewald heeft inmiddels een nieuwe baan. Hij is leerling opticien bij een optiek in de Kinkerstaat. Hij geniet van het leven en gaat regelmatig met zijn vrienden dansen in een discotheek. Daar ontmoet hij een knap meisje met blond haar en sproetjes. Haar naam is Anna en ze komt uit de Jordaan. Anna is daar met wat vriendinnen maar mag eigenlijk niet in die bepaalde discotheek komen. De mensen om haar heen zeggen namelijk dat al die zwarte hiernaartoe gaan. Samen met haar vriendinnen trekt ze zich daar niets van aan en gaat stiekem.

 

Als Anna en Ewald elkaar ontmoeten is er een directe klik. Ze kijken elkaar regelmatig lang aan in de ogen en dat is ook het moment dat ze op slag verliefd worden op elkaar.

Ze zien elkaar regelmatig in de club maar inmiddels ook daarbuiten. Wandelen in het park of samen een broodje eten doen ze graag. Omdat Anna haar ouders van niets weten zorgt Anna dat ze ver uit haar eigen buurt blijft. In de Jordaan hangen de meeste mensen uit het raam, zo kletsen ze met elkaar en zien ze alles van iedereen.

 

Na een aantal maanden besluit Anna om Ewald aan haar ouders Catherina en Gerrit, voor te stellen. Ze vindt het spannend en is bang voor wat haar ouders zullen zeggen of denken. Een wit meisje en een zwarte jongen is in deze tijd niet een veelvoorkomend fenomeen.

 

Al snel blijkt na de eerste ontmoeting dat Anna zich druk heeft gemaakt om niets. Haar ouders nemen Ewald op in het gezin zoals ze met iedere andere potentiële schoonzoon zouden doen. De twee tortelduifjes besluiten na hun bruiloft in 1971 om samen te gaan wonen en te verhuizen naar Purmerend, net onder de rook van Amsterdam.

Bruiloft van Anna & Ewald 

In 1974 komt hun eerste kind ter wereld, een meisje genaamd Linda.

Linda is knappe dubbelbloed baby, ze heeft sproetjes zoals haar mama en haar krullende haar is bruin met een blonde gloed. In 1976 komt hun eerste en enige zoon ter wereld genaamd Justin. Eindelijk kan Ewald zijn voetbal passie gaan delen met zijn jongen. Drie jaar later in 1979 komt er nog een prachtig meisje ter wereld, ze noemen haar Jennifer.

 

Anna en Ewald zijn een bruisend jong gezin en Ewald heeft besloten om na Linda haar geboorte uit dienst te gaan. Hij is korporaal maar hij besluit om thuis Anna meer bij te gaan staan. Hij gaat werken bij zijn schoonvader, die een eigen drukkerij heeft. De kinderen worden groot en doen het goed op school. Van dit leven heeft Ewald altijd gedroomd.

 

In 1988 wordt zoals Ewald haar later noemt hun liefdesbaby geboren, Anita. De andere kinderen zijn inmiddels al 14, 12 en 9 dus Anita is echt de benji van het gezin.

Begin jaren 90 bereiken Linda, Justin en Jennifer hun puberjaren. Dat brengt voor het jonge stel de nodige uitdagingen met zich mee. Ze blijven alle drie het goed doen op school en dat vindt vooral Ewald belangrijk. Benji Anita gaat net naar de basisschool. Ze wordt als jongste veel verwend door haar zussen en broer. Die inmiddels al studeren.

Familie Verbond begin jaren 90

De jaren gaan voorbij en in 1998 staat er iets bijzonders te gebeuren.

Anna en Ewald worden opa en oma. Justin wordt papa van niet één maar twee.

Op 18 Februari wordt de twee-eiige tweeling Quincy en Zevanya geboren.

Dit is een heel ander soort rijkdom waar Ewald zijn hart van gaat gloeien. Hij draagt altijd een mini fotoalbum bij zich en ieder die het wilt zien krijgt een uitgebreide foto presentatie van zijn kleinkinderen.

 

Vanaf dat moment groeit zijn rijkdom snel. In 2001 ziet Joaquin het levenslicht, zoon van Linda. In 2002 wordt Jade, dochter van Jennifer geboren op dezelfde dag als Quincy en Zevanya.

Anita die altijd de Benji blijft wordt in 2008 zelf moeder van een meisje genaamd Novi.

Enkele maanden later krijgt Justin nog een dochter, Luisa.

In 2009 bevalt Linda van haar 2e zoon, Tank. Jennifer krijgt haar 2e dochter in 2011 genaamd Lexie. In 2012 wordt Justin zijn 3e dochter geboren, Jazzlyn en als klap op de vuurpijl wordt 1 Mei 2013, op de geboortedag van Ewald zijn moeder zijn jongste kleinzoon geboren, genaamd Ace.

 

Anna en Ewald zijn met hun eigen kinderen altijd al een groot gezin geweest maar inmiddels is dat met aanhang en kleinkinderen nog groter geworden. Ze hebben zelfs klapstoeltjes gekocht zodat iedereen kan zitten als ze compleet zijn.

Anansie mag ik niet vergeten, dat is hun hond. Een grijze schapendoes die een ware goedzak is. Anansie heeft heel wat haren verloren aan al die kleinkinderen die zich aan hem hebben opgetrokken en die goedzak liet altijd alles toe.

Ewald & Anansie

Ewald is inmiddels een trotste ambtenaar en werkzaam bij gemeente Amsterdam. Daar zit hij helemaal op zijn plek. Hij heeft geweldige collega’s en gaat iedere dag met plezier naar zijn werk. In de jaren die volgen voert hij diverse functies binnen de gemeente uit. Zijn karakter zorgt ervoor dat de cliënten die hij te woord staat zich gehoord, gezien en gewaardeerd voelen en dat doet Ewald goed. Hij is een mensen mens en helpt graag.

 

Er gaan jaren voorbij waar geen vuiltje aan de lucht hangt. (Slechts een giftigte vezel in zijn longen maar die is nog niet zichtbaar...) Een groot liefdevol gezin in de bloei van het leven dat zoals hun achternaam luidt, nauw verbonden is met elkaar!

Tot September 2016...

Anansie vertoont de laatste tijd ander gedrag alsof hij ziek is. Ewald en Anna besluiten om naar de dierenarts te gaan.

Een dag die voor zowel Anansie als Ewald hun leven voorgoed veranderde...

 


Gekomen tot hier? Jee, dan hoop ik dat je hebt genoten (of geraakt bent — mag ook).
Wil je een seintje als er weer een nieuwe blog online staat?
Stuur me dan gewoon via hieronder een berichtje met je e-mailadres.
Ik beloof: alleen mooie woorden, geen gekke nieuwsbrieven. 💌


Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.